Tijdens onze reis hadden we twee totaal verschillende bergstammen bezocht. De Manipuri stam in Sylhet, en de Garo stam in Mymensingh. Ik had altijd gedacht dat het stammen waren die in de bergen woonden en grotten hadden als woningen. Maar dit was toch niet het geval.
Als eerste maken we een tweedaagse reis naar Sylhet.
Sylhet is de meest bergachtige streek van het land. Het ligt tussen de Khasi en Jaintia gebergte naar het noorden en de Tripura gebergte naar het Zuiden. In het heuvelachtige gebied leven de Manipuri stammen. Sylhet is een groot theedistrict met vele plantages, meer dan 150 stuks en meer dan 40.000 hectaren groot. Het heeft een productie van 30 miljoen kg thee per jaar. Thee is Bangladesh grootste exportactiviteit van oorsprong. De vrouwen die daar werken, tekenen een contract voor 4 jaar en verblijven dan zolang in dat gebied. Omgerekend verdienen ze zo´n beetje 50 euro per maand.
Sylhet is het rijkste gebied van Bangladesh. Naast theeplantages bevat de streek sinaasappelplantages, ananasplantages en minerale hulpbronnen, inclusief olie en gas in de grond. Wat wij zagen van het centrum van Sylhet, is echter niet veel meer dan één slingerende smalle straat met rij aan rij winkeltjes die elkaar ondersteunen. De gebouwtjes bestonden uit palen met golfplaten daken en een open riool in het midden van de weg.
We zien bij een slager, bloederige stukken vlees hangen aan roestige haken met er om heen een zwerm zoemende en dansende vliegen. Het stinkt en ik moet er niet aan denken om dat op mijn bord te krijgen! Bij de groenteboer ligt de groenten en het fruit bij elkaar en op elkaar gestapeld op planken die op het zand, grote kuilen dicht maken. Ik gril er van hoe het erbij ligt. De aanblik heeft een hoog Unicef-gehalte. Geen idee dus waar de rijkdom is beland, maar niet hier.
S´avonds brengen we een bezoek aan een bergstam met dorpsoudste en s ´avonds zijn er Manipurdansen in hotel Polash, waar we de nacht door brengen. Het hotel bevindt zich in de heuvelachtige streek van de theeplantages. De Manipuri zijn bekwaam in handwerken, juwelen maken, en het zijn handelsmensen. De klassieke dans van de Manipur i is alleen te aanschouwen tijdens Hindoefestivals en worden opgedragen ter aanbidding van Radha-Krishna. Het is het beste en meest bekende optreden van de Manipuri cultuur.
Later in de week bezoeken we de Mymensingh en Garo stammen, waar we de nacht door brengen in een resthouse. Mymensingh stad ligt ten Noorden van Dhaka, aan de rivier de Oude Brahmaputra. De streek noemt men de Meghalaya.
In deze plaats gaan we een project van Wereldkinderen bezoeken.
We bezoeken een school dat op het eerste gezicht een erg verlaten indruk maakte. Ik zag alleen maar velden met in het midden een school. Geen huizen, en al helemaal geen mensen. Schijn bedriegt; binnen twee tellen werden we omringd door een hele horde kinderen. Waar ze vandaan kwamen,? Joost mag het weten. We waren in ieder geval letterlijk en figuurlijk het middelpunt van de belangstelling!
De Garo stam leeft in de bergachtige streken ten Noorden van Mymensing in Hauaghat, Streebardi, Kalmakanda en het Garogebergte en sommigen leven in de bosrijke hooglanden van Madhupur in de buurt van Tangail. De stammen in het Mymensinggebergte waren vroeger nomaden van de Oosterlijke staten van India. Ze hebben hun eigen gescheiden culturen, kunst, religie, geloof, bijgeloof, verbouwingsmethoden en kleding. De meeste stammen zijn Boeddhisten.
Ook hier werden we weer vrolijk onthaald door kinderen. Bij de gelaatsuitdrukkingen van de Garo stammen zijn de Mongoolse invloeden duidelijk zichtbaar, net kleine Budhaatjes.
Terug in Dacca bezoeken we een kindertehuis van moeder Theresa. Het kindertehuis bestaat uit verschillende groepen, een baby- en peutergroep, gehandicapten en tieners. De baby’s worden met 2 weken oud door hun moeder afgestaan en geadopteerd door Bengaalse stellen die geen kinderen kunnen krijgen.
Oh en wat waren ze klein? Had er zo eentje mee kunnen nemen. Een peuter van 2 die ik vasthield, kon doordat hij zo zwak was, niet lopen. De tienermeisjes worden met hun 18e jaar uitgehuwelijkt. Een rare gewaarwording, híer had ik dus ook kunnen zitten en was ik óók op mijn 18e uitgehuwelijkt. Moet er niet aandenken dat je met iemand moet gaan trouwen die je totaal niet kent. Op dat moment besefte ik, ondanks de omstandigheden waar ik in Nederland opgroeide, ontzettend mazzel heb gehad om een nieuw leven op te kunnen bouwen en de kansen kon pakken die op mijn pad kwamen.
Onze reis zit er bijna weer op en we bezoeken nog één project, Naksi Khanta.
Naksi Khanta Kendra biedt kleinschalige werkgelegenheid aan arme vrouwen. Het zijn kunstzinnige producten; geborduurde kleden, die al eeuwenlang in Bangladesh worden gemaakt en het valt voor veel vrouwen niet mee om de techniek onder de knie te krijgen. Vroeger maakte elk jong meisje ze voordat ze ging trouwen. Na de trouwplechtigheid nam zij ze mee naar het huis van haar schoonouders. Tijdens de onderhandelingen over het huwelijk werden de kleden door de ouders van de bruid aan de ouders van de kandidaat-schoonzoon getoond als bewijs hoe vlijtig en kunstzinnig hun dochter wel was.
Tegenwoordig verdienen arme vrouwen uit de krottenwijken van Dhaka en arme dorpsvrouwen met het borduren van dit soort kleden een eigen inkomen> Dit doen ze met steun van de organisatie Nakshi Kantha Kendra. Als de vrouwen aan het werk zijn worden de kinderen ondergebracht in een aparte opvang waar ze ook kunnen slapen.
Na het bezoek aan het project hadden we nog een kleine tussenstop langs de weg. Dat deden we vaker als we ergens waren geweest. We deelden dan kleding en speelgoed of ballonnen uit dat we uit Nederland mee hadden genomen. Dit leverde elke keer blije momenten op.
Wij waren blij dat we de mensen konden helpen, de kinderen waren blij met de ballonnen en de moeders blij dat hun kinderen eindelijk kleertjes konden aantrekken. De moeder van Henk had speciaal voor de kinderen truitjes gebreid, tegen de kou.
Op onze laatste avond hadden we een afscheidsetentje bij de familie Khan. Er werd heerlijk gekookt en het was een gezellige laatste avond met elkaar. Doordat er wat zieken waren, had meneer Khan voor ons een eerste klas terugreis geregeld. Dat was dus erg chill!
En God, wat verlangde ik na 15 dagen weer om naar huis te gaan. Ik verlangde naar échte koffie met appelgebak en een heerlijke flinke scheut dikke slagroom. Ik verlangde naar hutspot en naar mijn eigen bed. Ik verlangde gewoon naar alles wat ik hier Bangladesh miste en in Nederland had.
De volgende dag werd het toch iets anders dan dat ik had verwacht. Op het vliegveld liepen de emoties hoog op en ik heb alleen maar kunnen huilen, huilen of mijn leven ervan afhing. Huilde ik omdat ik weer terug ging naar Nederland of huilde ik omdat ik wilde blijven? Nee, ik wilde zeker niet blijven. Het waren emoties van zeer gemengde gevoelens. Enerzijds was mijn wens uitgekomen om terug te gaan naar mijn roots en ben ik naar het kindertehuis geweest waar ik in heb gezeten. Door alles wat ik heb gezien heb, ben ik blij dat een 2e kans heb gekregen voor een nieuwe toekomst. Maar het andere stukje miste ik nog. Ik weet nog niet wie mijn moeder en broertjes zijn en of ze nog leven. Ik weet nog precies hoe ik heb gewoond, maar kan het niet terugvinden omdat ik niet weet waar ik heb gewoond. Frustrerend omdat je niet weet waar je moet zoeken. Thuis moest ik alles op een rijtje zetten, het verwerken van alles was begonnen.
Nu 23 jaar later kijk ik er met een mooie herinnering op terug, ben ik blij dat ik die reis heb mogen maken met mijn toenmalige vriend Henk in een bijzondere groep. Bijzonder is het nog steeds omdat ik 4 jaar geleden via Facebook de hele reisgroep heb teruggevonden. De één na 10 jaar, maar sommigen pas na 19 jaar. Na al die jaren hebben we elkaar weer voor het eerst ontmoet. Ondanks dat we allemaal verschillend zijn vind ik dit uniek en doen we regelmatig leuke dingen samen. Of ik Henk ook nog zie? Ja, en hij is alweer jaren getrouwd met een andere Bengaalse vrouw, die weer een goede vriendin van mij is geworden!
Blijkbaar zijn mijn roots met mij mee geadopteerd….
Geef een reactie